13de en 14de eeuw: abdij van Sint-Bernards
In 1233 schonk de Hertog van Brabant, Hendrik I, de Heerlijkheid Westmalle aan de cisterciënzerabdij van Villers om er een nieuw klooster op te richten. In 1236 voegde Hendrik I nog enkele belangrijke punten aan de schenkingsakte toe, namelijk: de nieuwe abdij zou Sint-Bernards heten, het Hooidonckbos mocht nooit gerooid worden en de Hertog behield zelf de hogere rechtspraak en het jachtrecht.
Met deze schenkingsakte aan de abt van Villers, kwam de macht van de Meier van Westmalle in de verdrukking. Dit gaf aanleiding tot veel discussies en processen. De abt van Villers heeft nooit een abdij gesticht in Westmalle, omdat de grond er niet vruchtbaar genoeg was. De kloosterlingen cultiveerden in de 13de en 14de eeuw wel het Hooidonckbos. De moerassige delen werden ontbost en omgevormd tot hooibeemden.
De abdij was verplicht de edelen en hovelingen die er kwamen jagen onderdak te bieden. Daarvoor werd een jachthuis opgericht op de huidige plaats van het Zoerselhof. Dit werd langzaam omgebouwd tot een boerderij: de grote hoeve van Hooidonck.
Er waren verschillende eigendommen van Sint-Bernards binnen Zoersel: de grote en kleine hoeve van Hooidonck, het Hooidonckbos, de Schachtenheide, de Hooidonckse en Quade Beemden, Monnikenheide en het Schriek. Op de Tappelbeek bouwden ze drie sluizen waarmee ze in de winter de Hooidonckse Beemden konden bevloeien. Zij plantten eveneens veel bomen aan, zoals els, eik en mast.